Zogauw als we Duitsland inrijden zien we een Mariakapelletje. 'Wees gegroet, Maria,' mompel ik en denk aan Herman Finkers. En nog geen twee minuten later, kiek doar hej Maria weer. Ja ja, Maria doet goede zaken bij de Oosterburen. Nadat we de kleine dorpjes achter ons hebben gelaten, beweegt de kleine motorkaravaan zich tussen het wuivende graan, nog niet in schoven, daarvoor is het te vroeg in de zomer. Het mais staat al hoog in de eindeloze, groene, velden maar is nog laag genoeg om eroverheen te kijken als we door het landschap meanderen. Ik houd van het opschietende mais en weet altijd precies wanneer het geoogst wordt in oktober.
Loom grazende zwartbonte koeien zijn niet onder de indruk van onze grommende motoren. Ze herkauwen in alle kalmte hun gras en kijken ons gemoedelijk na. In Germanië maken ze geen drukte. Zelfs de boeren niet.
Ineens voel ik mijn sympathie voor het boerenvolk groeien. Vandaag ben ik vóór de boeren. Ik weet niet of dat impliceert dat ik dan ook ergens tegen ben maar tijdens zo'n toertocht maakt dat niet uit want ik ben alleen met mijn gedachten op mijn V-twin.
Vierentwintig wielen volgen de landelijke route. De tourcaptains Wibo en Smitje wijzen ons de weg. Het is mijn beurt om te worden weggezet op een hoek als een Canadese Inukshuk vlabij een pittoresk kapelletje. Alweer Maria? Nee verdomd, het is Jezus aan net zo'n kruis als op de hoek van de straat bij mijn schoonmoeder die altijd grapte 'Bij Jezus aan het kruis rechtsaf' aangezien Jezus' rechterhand de straat van mijn schoonmoeder in wees. Als je Jezus' linkerhand volgde, ging je de berm in. Ik moet alweer denken aan Herman Finkers. Godallemachtig. Joa en daar weer een zoon van.
Als een echte weegschaal balanceer ik het liefste in het midden van het kruis. Ik ben niet voor en ik ben niet tegen. Daar vanuit het midden kan de liefde van het heilige hart zich naar alle kanten uitstrekken.
Vanuit mijn wachtplaats sluit ik even later weer achteraan om te genieten van de ranke stoet motoren die als een kronkelende rivier voor mij uit door het landschap beweegt, onze koppen nog net boven het maaiveld uitstekend, de gemêleerde patches op onze vestjes als kleurrijke lisdodden op stromend water.
Alsof het landschap verwatert met de aquarellen penseelstreken van The Teacher die we al eerder verloren, verdwijnen we als tweewielige fata morgana's aan de horizon. Onze dromen, onze zorgen en ons collectief verdriet reizen met ons mee. Weduwenaars en wezen. Onze doden begraven maar nog springlevend in ons hart, of op de binnenkant van een topkoffer. Double Dutch. Dat was ook een echte topper.
Good friends we've lost along the way, zong Marley. Misschien is dat het wel, wat ik bedoelde toen ik Smokey vertelde dat mijn liefde voor de muziek van de Matthaüs Passion van Bach net zo groot is als mijn Elvis fandom, de gedeelde liefde voor Bob Marley daarbij niet vergetend. Aus Liebe. Love me tender. One Love. Ergens ontmoeten die songteksten elkaar op de kruising van het leven.
Zij, onze brothers and sisters, zijn de grens naar het dodenrijk al overgegaan. In onze verhalen worden hun namen met respect genoemd. Bij het drinkgelag, grinniken we om zoete herinneringen uit vervlogen VRA-tijden. Hun onvervulde dromen versmelten met onze hoop om ooit ten diepste tot onze bestemming te komen. Het kan nog steeds, er is nog tijd. Wij zijn er nog. Al vergrijzen we met de dag en ook al verliezen we onze geliefde naasten onderweg, altijd is er ook de vreugde van nieuw leven, puppy's of kittens en kinderen of kleinkinderen die ons zwaar geworden gemoed verlichten.
En dan, na de eindeloos uitgestelde middagstop - de rokers moesten afzien - komen we aan bij de Felsenmühle uit 1859, een geliefde motorstopplaats waar we traditionele bratwurst eten en Radler drinken in de Biergarten. Ons nieuwe Watje paft achter elkaar twee sigaretten op van Smokey, die natuurlijk niet voor niets Smokey heet. De huisgemaakte blueberry kuchen smaakt verrukkelijk. Zelfs Fruitcake, volgens Barbie echt een lekker ding, kan niet tippen aan deze taart.
Halverwege de middag komen we bij ons eindpunt aan bij Frans op den Bult in Deurningen. Al bijna 200 jaar Twentse gastvrijheid sinds 1826. Op deze markante kruizing begon Frans Oude Veldhuis ooit een boerderij met tapperij op de gronden van 'op den Bult'. Ik zie in mijn visioenen dat er in die tijd een Keltisch steenmannetje eenzaam uitkeek vanaf de top van de bult totdat Frans er zijn tapperij begon. Hij voelde dat daar, in de zesde eeuw voor Christus, op die plek een ommuurd Keltisch heuvelfort had gestaan, waarbinnen een primitieve herberg een veilig onderkomen was voor doorreizende Gallische Kelten, die moe van hun voettocht vanaf de Alpen via de Rijn eindelijk een ruststop op den Bult vonden om hun eenzaamheid aan het schap te verdrinken met stenen kelken vol tarwebier met honing. Frans overleed in 1842 maar zijn truckersstop leeft voort.
De laatste VRA toertocht voor de zomerstilte is voorbij. Onze wegen scheiden zich, zoals altijd. In diaspora van verweesde lone riders, gaan we elk ons weegs. Maar onderweg zijn het talloze motorvrienden die naar ons wuiven, vreemden van heinde en ver. Samen rijden we voorbij de horizon om daar onze verloren geliefden te begroeten.
© Colin 20220712